Korter of leuker werk voor minder geld, veel ouderen willen dat best. Maar werkgevers staan vaak in de weg.
Oudere werknemers zijn veel vaker dan wordt aangenomen bereid tegen een lager salaris op een lager niveau door te werken, maar werkgevers vormen vaak een obstakel. Leidinggevenden en werknemers durven nauwelijks over demotie te beginnen, omdat bedrijven een functieverlaging te veel inzetten als strafmaatregel tegen in hun ogen minder productieve ouderen. Getroffen werknemers voelen er dan weinig voor loon in te leveren.
Dat blijkt uit een onderzoek op de site Me Judice naar het taboe op demotie, uitgevoerd door Harry van Dalen en Kène Henkens van het NIDI, een instituut dat onderzoek doet naar bevolkingsvraagstukken. Mits het omzichtig wordt gevraagd en het omstreden D-woord vermeden wordt, kunnen vooral goedverdienende hoogopgeleide ouderen het zich voorstellen dat ze een stap terug doen. Onder vermogende ouderen, een ton of meer, is dat bijna 70 procent, onder ouderen met een schuld zakt de belangstelling voor demotie tot iets onder de 50 procent.
Echte demotie, een lagere functie en ook een lager loon, komt in de praktijk nog maar weinig voor. In 2005 werd het in 5 procent van de bedrijven toegepast, in 2013 was dat 7 procent. Demotie haalt vooral het nieuws als werkgevers het over de bedrijfseconomische voordelen hebben: een lager salaris voor te dure ouderen. Sinds 2013 gaat de pensioenleeftijd in stappen omhoog, tot 67 in 2021.